BUITENBEELD

1990


Over Buitenbeeld (Kritak, 1990)

Buitenbeeld teert op een rijke inhoud, die vaak in heldere en mooie beelden wordt gevat. Licht, water, zon, en zee behoren tot de vaste ingrediënten. Karel Sergen beschikt over een eigen stem en een eigen dichterlijke taal met veel korte zinnen binnen het vers, die mede het ritme bepalen. Hij doet graag een beroep op de paradox en laat het vers overvloeien via veelvuldige enjambementen in een gevarieerde strofenbouw. (Ons Erfdeel, Rudolf van de Perre). Met Buitenbeeld , zijn derde bundel, komt Karel Sergen (1954) bijna geruisloos postvatten in de Vlaamse poëziewereld. (Vlaanderen, Rudolf van de Perre )

Buitenbeeld is een bundel die in de eerste plaats opvalt door de toon waarin hij geschreven is: een vrij afstandelijke, ingehouden en evenwichtige wijze van spreken over het leven en vergankelijkheid die een volwassen houding verraadt.
(Wel, Marc Dejonckheere)

Geen bundel van een dichter die wild woorden zaagt uit taal, om ze daarna op een modernistisch hoopje te gooien, maar wel een boekje van een figurenmaker, een geduldige detaillist.
(Het Belang van Limburg, Luuk Rademakers,18 december 1990)

Buitenbeeld van Karel Sergen is kwaliteit. Deze gedichten kan je lezen en herlezen, je ziet er telkens iets nieuws in.
(Het Nieuwsblad, GVD, 3/4 augustus 1991)

Buitenbeeld is een gerijpt product van een intens dichtersleven.
(Het Laatste Nieuws, Hugo de Keyser)

Buitenbeeld, de derde bundel van Karel Sergen, bevestigt de eigenzinnige manier waarop deze dichter tegen de poëzie aankijkt. De bundel, die opgesplitst wordt in twee afdelingen, biedt meteen ook een voorlopige balans van het dichterschap van Sergen: aan de ene kant is de poëzie een poging tot zelfanalyse, aan de andere kant is het vers een bruggenhoofd naar de buitenwereld toe. (…) Macht en onmacht van de poëzie, het lichaam als ‘vreemd huis’, het zijn motieven die sinds de Vijftigers gemeengoed zijn geworden. Het is de niet geringe verdienste van Sergen dat hij er een nieuwe verwoording heeft weten voor te bedenken.
(Poëziekrant, Jooris van Hulle)

De kracht van Sergen: hij slaagt erin wat je niet kunt zeggen op ondramatische manier aanwezig te stellen, zonder grote woorden te gebruiken. Daarin is een brug met het leven manifest aanwezig.
(Radio 3, F. Boenders)

Mooi in de poëzie van Sergen is dat vorm en inhoud zo perfect samengaan. Zijn taalbehandeling schept nabijheid en koestering. (J. Iven, Belang van Limburg)

Voor een relatief jong geluid in onze poëzie wordt gezorgd door Karel Sergen. Sergen vindt en exploreert het ideale midden tussen taal en wezen: een punt. Hij verwoordt ervaringen die aan de tijdeloosheid nippen en de werkelijkheid herleiden tot categorieën van eenvoud en schraalheid. (een jaar poëzie in ‘Vlaanderen’, Stefan van den Bossche)