Ellips
1994
Uitgeverij P
“Poëzie als taalgebeuren, eerder dan als uiting van de persoonlijkheid van de dichter, van zijn emoties of zijn dagdagelijks wedervaren, zo kan de bundel ellips van Karel Sergen het best worden gelezen.” ( Poeziekrant, Jooris van Hulle)
Van ellips met haar experimenteel karakter, haar berekende constructie en haar onvatbare versificatie gaat een fluïdum uit dat onweerstaanbaar de lezer conditioneert en inpalmt. (Gierik, Emiel Willekens)
Volgens het Lexicon der poëzie (1968) van Cees Buddingh’ is een ellips ‘het weglaten van een of meer woorden (in een vers) die eigenlijk aanwezig zouden moeten zijn om de betekenis geheel duidelijk te maken.’ ‘En’, zo gaat hij verder, ‘poëzie waarin dit gebeurt (…) is geconcentreerder en gedrongener dan niet-elliptische, maar vaak moeilijker te begrijpen.’ De inhoud van deze bundel beantwoordt geheel aan deze definite. Tussen Verdwijnpunt en Raakpunt, de titels van de twee cycli waaruit de bundel bestaat, staan de gedichten die even de indruk wekken dat ze zijn samengesteld uit willekeurig gekozen, incoherente woorden, maar wie leest zoals het behoort, ondergaat een vreemde, ja bevreemdende betovering, zoals die mij ook overkomt telkens wanneer ik Een kus in Ter Kameren van Jos de Haes lees en herlees. Een aparte vermelding verdient (trouwens voor alle bundels van P) de fraaie, voorbeeldige vormgeving van Gregie de Maeyer, geheel aangepast aan de hoogstaande inhoud.
( Ontbeende poëzie, Kruispunt,, Dries Janssen)