Commentaren
Zonder verhaal | (1984) | Leuvense Schrijversaktie |
Het noorden | (1987) | Nioba |
Buitenbeeld | (1990) | Kritac |
Ellips | (1994) | P |
Ribbels | (1997) | P |
Hypnotic Poison Tendre | (2000) | P |
Sprong | (2004) | P |
Bergzaam | (2008) | P |
Het Bad, heet en langzaam | (2008) | P |
Vers 1984- 2014 | (2014) | P |
Fragmenten uit persreacties op dichtbundels e.a.
Over Zonder Verhaal (Leuvense Schrijversaktie, 1984)
Met de bundel Zonder verhaal bewijst Karel Sergen dat een debuut nog hoge toppen kan halen (…) Deze verzen getuigen van een kritische houding tegenover het eigen werk, als debutant kwam het er voor de dichter niet zozeer op aan zichzelf gedrukt te zien, maar een bundel poëzie af te leveren die werkelijk op peil staat. (Poëziekrant, Jooris van Hulle)
Poëzie in, uit en voor het leven (DWB, Hugo Brems)
Deze debuutbundel zal niet onopgemerkt voorbijgaan in de zo gesloten wereld van de dichters, omdat naast typografische verzorging ook een opmerkelijk muzikaal taalgevoel de gedichten schraagt. (Vlaanderen, W.Otte)
Karel Sergens debuut Zonder verhaal getuigt van een degelijke taalbeheersing, een dichterlijk spel met taal die vaak een opnieuw in het daglicht gestelde omgangstaal is. (Zefier, Marius Walter)
Een debuut dat een zeldzaam peil vertoont, een naam om te onthouden, een boekje om van harte aan te prijzen (…) Sergen speelt met alledaagse woorden en beelden, maar legt er een heel nieuwe inhoud in. HIj is een meester in de sfeerschepping. (Gazet van Antwerpen, Jan Veulemans)
Over Het noorden (Nioba, 1987)
Het noorden van Karel Sergen is een dichtbundel waar je als lezer echt iets aan hebt. Poëzie wars van elke moderne lawaaierigheid maar vakkundig en op evenwichtige wijze opgezet. (Randschrift, Erik Vermeulen)
Ook aan de lezer is het vers gericht: jij bent een oor en daarom een vriend. (…) De eerste bundel Zonder verhaal was destijds een prettige verrassing. De verwachtingen zijn hooggespannen, als je zijn tweede boekje Het noorden ter hand neemt. Dat beantwoordt aan die verwachtingen. (Gazet van Antwerpen, Jan Veulemans)
De beheersing van het poëticale medium blijkt vooral uit de manier waarop de anekdote wordt omgebogen tot symboliek, als geprojecteerd tegen een meer-dimensionele achtergrond, waarin de lezer sporen van zichzelf terugvindt. (Poëziekrant, Jooris van Hulle)
Zijn gedichten zweven ergens tussen de licht toegankelijke poëzie en verzen die je uren in je gemoed kunt laten ronddraaien, op zoek naar het aanvoelen en de diepe betekenis. (Het Nieuwsblad)
Wie meent te kunnen stellen dat in poëzie alles reeds geschreven is over de liefde die een man voor een vrouw kan voelen, is mis. Lees K.Sergen dan maar eens. In een sobere, bijna ascetische stijl weet hij een weelde aan beelden te creëren die de gedichten levensecht maken. Sergen getuigt van een zo grote taalbeheersing die maakt dat je zijn werk niet alleen leest, je ziet het ook zonder je hiervoor te moeten inspannen. K.Sergen is een groot dichter! (Lectuurgids, Brigitta de Mulder)
Ik althans kijk met belangstelling uit naar een derde bundel van Karel Sergen. (Diogenes, Wilfried Adams)
Over Buitenbeeld (Kritak, 1990)
Buitenbeeld teert op een rijke inhoud, die vaak in heldere en mooie beelden wordt gevat. Licht, water, zon, en zee behoren tot de vaste ingrediënten. Karel Sergen beschikt over een eigen stem en een eigen dichterlijke taal met veel korte zinnen binnen het vers, die mede het ritme bepalen. Hij doet graag een beroep op de paradox en laat het vers overvloeien via veelvuldige enjambementen in een gevarieerde strofenbouw. (Ons Erfdeel, Rudolf van de Perre)
Met Buitenbeeld , zijn derde bundel, komt Karel Sergen (1954) bijna geruisloos postvatten in de Vlaamse poëziewereld. (Vlaanderen, Rudolf van de Perre)
Buitenbeeld is een bundel die in de eerste plaats opvalt door de toon waarin hij geschreven is: een vrij afstandelijke, ingehouden en evenwichtige wijze van spreken over het leven en vergankelijkeid die een volwassen houding verraadt. (Wel, Marc Dejonckheere)
Geen bundel van een dichter die wild woorden zaagt uit taal, om ze daarna op een modernistisch hoopje te gooien, maar wel een boekje van een figurenmaker, een geduldige detaillist. (Het Belang van Limburg, Luuk Rademakers18 december 1990)
Buitenbeeld van Karel Sergen is kwaliteit. Deze gedichten kan je lezen en herlezen, je ziet er telkens iets nieuws in. (Het Nieuwsblad, GVD, 3/4 augustus 1991)
Buitenbeeld is een gerijpt produkt van een intens dichtersleven. (Het Laatste Nieuws, Hugo de Keyser)
Buitenbeeld, de derde bundel van Karel Sergen, bevestigt de eigenzinnige manier waarop deze dichter tegen de poëzie aankijkt. De bundel, die opgesplitst wordt in twee afdelingen, biedt meteen ook een voorlopige balans van het dichterschap van Sergen: aan de ene kant is de poëzie een poging tot zelfanalyse, aan de andere kant is het vers een bruggenhoofd naar de buitenwereld toe. (…)Macht en onmacht van de poëzie, het lichaam als ‘vreemd huis’, het zijn motieven die sinds de Vijftigers gemeengoed zijn geworden. Het is de niet geringe verdienste van Sergen dat hij er een nieuwe verwoording heeft weten voor te bedenken. (Poëziekrant, Jooris van Hulle)
Poëzie als taalgebeuren, eerder dan als uiting van de persoonlijkheid van de dichter, van zijn emoties of zijn dagdagelijks wedervaren, zo kan de bundel ellips van Karel Sergen het best worden gelezen. (Poëziekrant, J. van Hulle)
De kracht van Sergen: hij slaagt erin wat je niet kunt zeggen op ondramatische manier aanwezig te stellen, zonder grote woorden te gebruiken. Daarin is een brug met het leven manifest aanwezig. (Radio 3, F. Boenders)
Voor een relatief jong geluid in onze poëzie wordt gezorgd door Karel Sergen. Sergen vindt en exploreert het ideale midden tussen taal en wezen: een punt. Hij verwoordt ervaringen die aan de tijdeloosheid nippen en de werkelijkheid herleiden tot categorieën van eenvoud en schraalheid. (een jaar poëzie in ‘Vlaanderen’, Stefan van den Bossche)
Over Ellips (1994, Uitg. P)
Van ellips met haar experimenteel karakter, haar berekende constructie en haar onvatbare versificatie gaat een fluïdum uit dat onweerstaanbaar de lezer conditioneert en inpalmt. (Gierik, Emiel Willekens)
“Poëzie als taalgebeuren, eerder dan als uiting van de persoonlijkheid van de dichter, van zijn emoties of zijn dagdagelijks wedervaren, zo kan de bundel ellips van Karel Sergen het best worden gelezen.” (J. van Hulle in Poeziekrant)
“Mooi in de poëzie van Sergen is dat vorm en inhoud zo perfect samengaan. Zijn taalbehandeling schept nabijheid en koestering. ” (J. Iven in Het Belang van Limburg)
Volgens het Lexicon der poëzie (1968) van Cees Buddingh’ is een ellips ‘het weglaten van een of meer woorden (in een vers) die eigenlijk aanwezig zouden moeten zijn om de betekenis geheel duidelijk te maken.’ ‘En’, zo gaat heij verder, ‘poëzioe waarin dit geberutr (…) is geconcentreerder en gedrongener dan niet-elliptische, maar vaak moielijker te begrijpen.’ De inhoud van deze bundel benatowoordt geheel aan deze dieinite. Tussen Verdwijnpunt en Raakpunt, de titels van de twee cycli waaruit de bundel bestaat, staan de gedichten die even de indruk wekken dat ze zijn samengesteld uit willekeurig gekozen, incoherente woorden, maar wie leest zoals het behoort, ondergaat een vreemde, ja bevreemdende betovering, zoals die mij ook overkomt telkens wanneer ik Een kus in Ter Kameren van Jos de Haes lees en herlees.
Een aparte vermelding verdient (trouwens voor alle bundels van P) de fraaie, voorbeeldige vormgeving van Gregie de Maeyer, geheel aangepast aan de hoogstaande inhoud. (Uit: Dries Janssen, Ontbeende poëzie, Kruispunt,, sept-dec 1994)
Over Ribbels (1997, Uitg.P)
Uit de bundel blijkt Sergens gedecideerde stijl, dez vormbeheersing, de weloverwogen woorden die nergens opdringerig worden of de lezer bij de keel grijpen maar integendeel mee laten voelen, mee laten schrijven bijna.
De gedichten van Karel Sergen maken de dingen op een ander manier zichtbaar, voelbaar. Zij zijn een afwisseling van ervaringen, zintuiglijke indrukken, herinneringen, waarbij de grenzen tussen deze factoren zelden eenduidig te trekken zijn. Ze zijn de afglans van een authentieker soort van werkelijkheid, dieperliggend en bevragend van aard.
Kleine woorden die in hun eenvoud een soort allesomvattende waarheid of een voorafbeelding ervan bevatten.
Maar naast al die natuurlijke en ideële schoonheid schuilt in deze verzen ook een speelsheid, een tintelend hanteren van taal, zelfs op ogenbilkken dat de Unheimlichkeit om zich heen dreigt te grijpen.
De hele poëzie, gebundeld in Ribbels is prachtig en rustig cyclisch. Ze ademt in en uit, beweegt op en neer, zoals een hartpomp die tegelijk autenticiteit, natuurlijkheid releveert maar ook het artificiële, de pomp waarmee wij onszelf overeind houden. (Dan citeerde hij uit het gedicht ‘zoon’, dat hem sterk moet aangesproken hebben, vooral het eerste vers). (Stefan Van den Bossche, Vlaanderen)
Het lijkt wel of Sergen er enkel vijf bundels over heeft gedaan om de lezer de tijd te gunnen mee te gaan in zijn eigen, eigenzinnige geologie van taal, dat hij enkel de lezer tijd wou geven om te wennen aan het nog dieper doordringen in de werkelijkheid van zijn poëtisch logica. (Bert de Munck in Deus ex Machina)
Hoewel we de bundel perfect kunnen lezen als een reflectie over de nukkige, onbehaaglijke wereld en de plaats van Karel Sergen daarin, kunnen we hem ook helemaal lezen als een reflectie over de verhouding van de dichter tot zijn taal en over de verhouding van die taal tot de werkelijkheid. (idem)
In Ribbels, zijn vijfde dichtbundel, confronteert Karel Sergen de mens met zijn nietigheid. De mens is slechts een insect in vergelijking met de miljoenen jaren oude bergketens die hij beklimt. Maar ook in zichzelf moet hij de macht van het verleden, in de vorm van vervagende herinneringen, erkennen. (Kris Pint, Poëziekrant)
Sergen hanteert een aparte, beklijvende stijl. Wie denkt dat hij alles over de liefde gelezen heeft, lees Karel Sergen dan maar eens! (Silvie Moors, Lees Idee)
Een vijfde bundel gedichten, die zeker het lezen waard zijn. Als je van zo’n 38 gedichten kan zeggen dat een meerderheid ten minste intrigeert, meevoert naar een bijzondere eigenheid, bevredigt door stevigheid en gaafheid, door de tover van het woord aanspreekt en verrijkt, dan heb je een goeie bundel in handen. (Victor de Raymaeker in De Vrijzinnige Lezer)
Zelf zou ik deze bundel een verhaal noemen over de pijn en de bevrijding, de lafheid en de moed die bovenkomen in een steeds duidelijker wordend scheidingsproces. Mét de eenzaamheid en de helderheid van de afstand als achtergrond en het zoeken naar een nieuwe liefde als kleur. Daarin speelt de natuur een helende en duidelijk inspirerende rol.
Over HypnoticPoison/Poison Tendre: (Uitg.P, 2000)
Relativering omzetten in taal en daarbij de taal zelf als de hele werkelijkheid naar voren schuiven, wat Karel trouwens in zijn vorige bundels ook steeds weer deed. Maar wie zijn vroegere werk kent, zal merken dat er veel meer zangerigheid is geslopen in deze bundel. Terwijl hij voorheen heel karig met zijn woorden was en heel veel betekenis werd weggelaten, krijgen de meeste gedichten nu een uitgesproken zingend karakter. Maar hangt dat niet samen met die relativering? Kan je niet pas zingen als je relativeert? (Hilde Keteleer, inleiding bij de voorstelling)
In zijn vorige bundel Ribbels was er al een grote aandacht voor de vorm. Nu is dat nog meer het geval. De woorden die er staan, staan er omdat ze er moeten staan. (Erik Roosens in Het Nieuwsblad)
De prikkelende afgravingen, de hallucinerende spiegelingen, de vernuftige trompe l’oeils, ze zijn er ook nu weer. Maar Sergens ideografie heeft zich verbreed. De dichter lijkt minder introvert, speelser. (Bert Bevers in De houten Gong, nummer 7)
Bij de voorstelling van hypnotic Poison/Poison tendre kreeg al wie zich de bundel aanschafte er (als bladwijzer) een van parfum doordrongen papierstrookje bij. Poison tendre of hypnotic poison? Op het voorplat van de bundel staat het volgende te lezen : ‘In hypnotic Poison/Poison tendre vind je de roes van de woorden én de tedere omgang ermee, of is het de bedrieglijkheid ervan, de geurende vluchtigheid, het zoete vergif?’
De bundel bestaat uit twee afdelingen : de eerste ‘niets is nodig, nog’, een titel die belofte inhoudt? melancholie?of sprong naar de vrijheid? de tweede heet ‘toverstok’ (‘spui je gif maar, toverstok/die mij, die ons in vuile kuilen trekt/en zoenen laat, paren, sterven’)(25)
Na de somberheid van Ribbels met als hoofdthema het failliet van een relatie, klinkt ‘hypnotic Poison/Poison tendre’ duidelijk opgewekter, speelser, meer van hoop vervuld.
Over Sprong (Uitg.P, 2004)
Frisse en speelse poëzie, en toch met gewicht en flair, zowel naar inhoud als vorm. (Sacha Blé)
Karel Sergen slaagt in zijn fijnzinnige poëzie te rouwen bij wijze van postume liefde. Dood is niet de aanleiding voor een makkelijke bekentenislyriek, want het rouwen voltrekt zich in de taal, vooral in een knap taalspel, een stijl die ritmisch en heel beeldend is, een stijl waarmee abstracte schilderijen en andere visuele componenten een mooie dialoog aangaan. Je voelt vooral een dichter aan het werk die de taal bemint en met groot respect schoorvoetend benadert. Een aangename ontdekking! (Bart Stouten in De Tuin van Eden, Radio Klara, april 2004)
Sprong is een bundel die in sereniteit moet gelezen worden (Yves Joris, Meander,2004)
Karel Sergen is met “Sprong” al aan zijn zevende bundel toe. Deze nieuwe is een absoluut hoogtepunt in zijn oeuvre en dat geldt dan vooral voor de tweede van de drie opgenomen cycli. Die reeks gedichten vormt de kern van de bundel en maakt ook de titel duidelijk. “Sprong” duidt op een barst, een kloof, een scheur. Het gaat over de overgang van leven naar dood, en meer bepaald om het afscheid van de ouders. Het is de overgang van het leven naar een verder leven op papier. In ijzingwekkend mooie en eerlijke gedichten, zonder trucs of effectenjagerij, beschrijft Sergen de ziekte en dood van zijn moeder en vader. Het is alsof de natuur stilstaat als het duidelijk wordt dat de moeder zal sterven: “zeer langzaam wordt het mei, / moeder, kastanjelaars willen / hun kaarsen niet ontsteken”. De planten en vogels houden zich in tot “de schuifman” de zon laat zakken. Met ‘weest ook gij gegroet, moeder’ neemt Sergen op een waardige manier afscheid. Hij wil de koude grafsteen vervangen door een warmere en zachtere rustplaats die gevonden wordt op papier. Ook voor de slachtoffers van de aanslagen van 11 september probeert Sergen zo’n rustplaats te vinden. Het slotgedicht van deze cyclus heet dan ook ‘new york’, maar is enigszins geforceerd. Het valt dan ook wat uit de toon na een pakkende reeks gedichten. In de twee andere afdelingen toont Sergen zich een fijnzinnig observator. In ‘droompoes’ beschrijft hij in een uitgepuurde taal een slapende kat en in ‘le littoral’ schrijft hij waarschijnlijk zijn mooiste regels: “vlakbij het water dat onder water / kruipt, zich uitveegt, het zand indringt”. Op een vaak virtuoze manier speelt deze dichter met de taal en het ritme, zonder dat de techniek storend wordt. Enkel wanneer Sergen zich tot filosofie laat verleiden, verglijdt hij naar een soort pseudodiepzinnigheid. Hoewel de bundel niet zo overtuigend opent, toont Sergen in de tweede en derde afdeling volledig zijn kunnen. De tien laatste gedichten zijn ijzersterk en vooral het laatste, ‘houw me’, is een prachtige oproep: “beeld me. beeld me helemaal” en “geen woordbrij, braakbal of bitterpil, / geen grillen van een nieuw april, / maar reizen, rijzen uit verbeelding”. Daarmee vat Sergen zijn eigen bundel accuraat samen. Dat alles wordt nog aangevuld met de indringende abstracte schilderijen van Hilke Muyldermans. (door Carl De Strycker Vlaanderen, 2004)
Over Bergzaam (2008)
‘Het is het schijnbaar triviale dat de aandacht van de dichter trekt, want hij ziet er tekenen in van een proces dat ook inherent is aan het menselijk bestaan. Hoogtepunt van de bundel is ‘hoe wij ons hoeden’, waarin de angst om te worden aangetast in je soevereniteit prachtig wordt gevat in eenvoudige woorden’. (Redactie Vlabin – VBC, 2008)
… d’une sobriété déconcertante- aucune de ses syllabes n’est gratuite – passant magistralement d’une nonchalance feinte à une impressionante sévérité, jongleur du mot, attrapant la grammaire par le bout du nez, forgeant les paroles en perles faites pour durer longtemps, longtemps… (Bernard de Coen in verzamelbundel 2002, Mengmettaalgedichten in het Frans)
Over HET BAD heet en langzaam (2011)
Karel Sergen (die onder zijn echte naam Karel Segers ruim tien jaar als literair recensent voor Het Belang van Limburg werkte) is in het literaire Vlaanderen één van die geëngageerde en gedreven auteurs, die geloven in de helende kracht van de taal en van het schrijven. Hij was medestichter van Leuvense Letteren en van Mengmettaal, het pluralistische schrijverscollectief met standplaats Leuven.
Een veeldichter kan je Sergen niet noemen. Maar na een opgemerkt debuut in 1984 met de bundel Zonder verhaal publiceert hij met een gestadige regelmaat, om de 3 à 4 jaar, een doorwerkte bundel. Dit is zijn negende en zijn zesde bij uitgeverij P.
Zoals zijn vorige bundels drijft ook deze op een maatschappijkritische ondertoon, nauwelijks voelbaar maar daarom niet minder indringend. Het is typisch voor de poëzie van Sergen – en ze vindt daarin ook haar aanstekelijke kracht – dat hij zijn maatschappelijk engagement weet te verwoorden met een vanzelfsprekende elegantie en luchtigheid. Taal die ruimte laat, licht en speels als zeepbellen, die je met een goed gevoel achterlaat. Sergen is de meester van het alledaagse, dat hij transcendeert tot een erg toegankelijk poëtisch universum. In die zin is hij beslist schatplichtig aan Herman de Coninck. Sergen zelf noemt poëzie de vakantie van de filosofie. Het balkon keek uit over de wereld. / hij mocht er bellen blazen. de wind zat goed. / hij keek hoe soms het zonlicht kleur kaatste in een vlies. (Vlaamse Vereniging Letterkundigen)
De bundel bestaat uit drie cycli, telkens ingeleid en van elkaar gescheiden, door een wondermooie illustratie van Ingrid Godon. Het thema is reizen, maar reizen om je eigen plek te ontdekken en er met nieuwe verwondering naar te kijken. Zijn gedichten lezen makkelijk, staccato verzen wisselen af met gebonden lyrische zinnen. Maar af en toe weet de dichter zich duidelijk niet in te tomen, waarbij het cliché wel erg dicht in de buurt is. Wat bijvoorbeeld te denken van waarom je bij het pellen van een verse ui / je traanklieren voelt zwellen, die prikkels / toch altijd. is dit een grap of om te huilen, /het is gênant, het mesje moet even aan de kant. Zo ook in het gedicht luca, waar bovendien de cadans, juist één van de sterke punten van Sergens poëzie, ontspoort en verdwaalt in volzinnen. daar zal zij staan, luca, bij de wilgenboom. / zij zal de vogels horen die na de nacht springen, zingen. / en zij zal dansen, traag, met de wind en naar het water luisteren /… Dit is jammer – wellicht had de dichter in dat verband hier en daar wat meer zelfkritisch mogen zijn – want deze bundel ademt een optimisme en een levenslust, die aansporen en aanstekelijk zijn. Zo bijvoorbeeld het pakkende openingsgedicht toestand: wat een mens opspaart, het ligt / breed uitgestald in zacht september en het wondermooie vraag. (VVL, Richard Foqué)
e lezer die vertrouwd is met zijn oeuvre vindt hier opnieuw verzen waarin de dichter met een eenvoudig, dagelijks vocabularium krachtige beelden weet op te roepen. Het banale wordt zo bijzonder en het ongrijpbare wordt net iets bevattelijker. Van het eerste soort is wereldreis een mooi voorbeeld.
Een motto van de bundel is ‘Poëzie is de vakantie van de filosofie’ (Jan Hanlo). En inderdaad, hij stelt filosofische ervaringen op onnadrukkelijke wijze aan de orde. Een stijltruc die sommige gedichten koel en gevoelloos maken is de paratactische aaneenschakeling van kenmerken die samen een beschrijving vormen. Veel knapper zijn de gedichten waarin de omgeving en de situatie geschetst worden met behulp van metaforen. Zoals in de reisgedichten, die de kern van de bundel vormen. Sergen weet deze gedichten boven het niveau van reisimpressies uit te tillen doordat ze telkens ook bespiegelende verzen bevatten.
In het poëticale slotgedicht ‘lieve lezeres’ spreken de woorden het verlangen uit vergeten te worden – ze zijn slechts dragers van beelden en boodschappen. Dat lot zijn ook de woorden uit Het bad heet en langzaam beschoren, maar de sterkste beelden blijven ongetwijfeld op het netvleis van de lezer(es) geprent. (Leeswolf, NBD Biblion, Carl de Strijcker)
Over Vers 1984- 2014 (2014)
Voorstanders van participatieve democratie zullen smullen van de ontstaansgeschiedenis van de bloemlezing Vers 1984-2014. De dichter Karel Sergen liet 94 mensen aan het woord om, al of niet rekening houdend met zijn voorselectie, een of twee favoriete gedichten uit zijn oeuvre te selecteren en hun keuze toe te lichten ‘in 1 à 2 sms-lengtes’, zoals het voorwoord het omschrijft. De bloemlezing laat zo vele meningen bloeien. (…) Zijn bundels werken als neergeschreven fotoalbums en deze bloemlezing als een diashow. (…) Op een uitzondering na, kreeg ik nergens het gevoel dat de woordkeuze clichématig was, vaak bevatten de gedichten straffe beelden en leveren ze de nodige denkstof op. In ‘twee potloden’ bv. levert hij een onnadrukkelijk pleidooi voor de zachtheid, voor lichte grijstinten boven de dik aangezette zwart-witpolarisatie. Het vormt een commentaar op de inflatie aan kort-door-de-bochtmeningen en roept door de ‘bajonet’ ook het conflict tussen machtelozen en machthebbers op. Bovenal drukt het Sergens poëtisch én politiek credo uit: liever kabouter dan reus. (Xavier Roelens – Poëziekrant, dec.2014)
De titel alleen al, want te interpreteren vanuit het Frans of het Nederlands, dekt een lading en gelaagdheid van 69 gedichten, hier bijeengebracht en geannoteerd met een kernachtig judicium door honderd geestverwanten en vrienden van de al 15 jaar in Wallonië woonachtige Vlaamse dichter (Turnhout, 1954).
Ieder gedicht is bovendien gepaard aan een puntige Franse vertaling van Bernard de Coen. Hun affiniteit en invoelende receptie heeft geresulteerd in deze verdiepende overzichtsexpositie, die de route van dertig jaar verfijnde en ingetogen poëtische beleving bebakent. Inleidend gaat Sergen nader in op zijn band en verbond met de lezer, op zijn (receptietheoretische) poëtiek en op het gevarieerde stemregister van zijn trouwhartige electoraat. Een subtiel gestileerde bundel! (Menno Gnodde – NBD BIBLION)