HET BAD heet en langzaam

 

2011
Uitgeverij P

wereldreis

het balkon keek uit over de wereld.

hij mocht er bellen blazen. de wind zat goed.

hij keek toe hoe soms het zonlicht kleur kaatste in een vlies.

ze vlogen dichtbij, uit hun oog bevrijd.

geen één was gelijk, ze vlogen allemaal samen.

hij wist ook dat ze achter de hoek ploffen zouden,

geruisloos, zoals ze begonnen waren.

hij wou niet weten hoe, wanneer of wie het eerst.

aanblazen, loslaten, weg zien glippen.

vang ze niet, amarillis.

Karel Sergen (die onder zijn echte naam Karel Segers ruim tien jaar als literair recensent voor Het Belang van Limburg werkte) is in het literaire Vlaanderen één van die geëngageerde en gedreven auteurs, die geloven in de helende kracht van de taal en van het schrijven. Hij was medestichter van Leuvense Letteren en van Mengmettaal, het pluralistische schrijverscollectief met standplaats Leuven.

Een veeldichter kan je Sergen niet noemen. Maar na een opgemerkt debuut in 1984 met de bundel Zonder verhaal publiceert hij met een gestadige regelmaat, om de 3 à 4 jaar, een doorwerkte bundel. Dit is zijn negende en zijn zesde bij uitgeverij P.
Zoals zijn vorige bundels drijft ook deze op een maatschappijkritische ondertoon, nauwelijks voelbaar maar daarom niet minder indringend. Het is typisch voor de poëzie van Sergen – en ze vindt daarin ook haar aanstekelijke kracht – dat hij zijn maatschappelijk engagement weet te verwoorden met een vanzelfsprekende elegantie en luchtigheid. Taal die ruimte laat, licht en speels als zeepbellen, die je met een goed gevoel achterlaat. Sergen is de meester van het alledaagse, dat hij transcendeert tot een erg toegankelijk poëtisch universum. In die zin is hij beslist schatplichtig aan Herman de Coninck. Sergen zelf noemt poëzie de vakantie van de filosofie. Het balkon keek uit over de wereld. / hij mocht er bellen blazen. de wind zat goed. / hij keek hoe soms het zonlicht kleur kaatste in een vlies. DSCN0705kl

De bundel bestaat uit drie cycli, telkens ingeleid en van elkaar gescheiden, door een wondermooie illustratie van Ingrid Godon. Het thema is reizen, maar reizen om je eigen plek te ontdekken en er met nieuwe verwondering naar te kijken. Zijn gedichten lezen makkelijk, staccato verzen wisselen af met gebonden lyrische zinnen. Maar af en toe weet de dichter zich duidelijk niet in te tomen, waarbij het cliché wel erg dicht in de buurt is. Wat bijvoorbeeld te denken van waarom je bij het pellen van een verse ui / je traanklieren voelt zwellen, die prikkels / toch altijd. is dit  een grap of om te huilen, /het is gênant, het mesje moet even aan de kant. Zo ook in het gedicht luca, waar bovendien de cadans, juist één van de sterke punten van Sergens poëzie, ontspoort en verdwaalt in volzinnen. daar zal zij staan, luca, bij de wilgenboom. / zij zal de vogels horen die na de nacht springen, zingen. / en zij zal dansen, traag, met de wind en naar het water luisteren /… Dit is jammer – wellicht had de dichter in dat verband hier en daar wat meer zelfkritisch mogen zijn – want deze bundel ademt een optimisme en een levenslust, die aansporen en aanstekelijk zijn. Zo bijvoorbeeld het pakkende openingsgedicht toestandwat een mens opspaart, het ligt / breed uitgestald in zacht september en het wondermooie vraag(VVL, Richard Foqué)

 

 

De lezer die vertrouwd is met zijn oeuvre vindt hier opnieuw verzen waarin de dichter met een eenvoudig, dagelijks vocabularium krachtige beelden weet op te roepen. Het banale wordt zo bijzonder en het ongrijpbare wordt net iets bevattelijker. Van het eerste soort is wereldreis een mooi voorbeeld.

Een motto van de bundel is ‘Poëzie is de vakantie van de filosofie’ (Jan Hanlo). En inderdaad, hij stelt filosofische ervaringen op onnadrukkelijke wijze aan de orde. Een stijltruc die sommige gedichten koel en gevoelloos maken is de paratactische aaneenschakeling van kenmerken die samen een beschrijving vormen. Veel knapper zijn de gedichten waarin de omgeving en de situatie geschetst worden met behulp van metaforen. Zoals in de reisgedichten, die de kern van de bundel vormen. Sergen weet deze gedichten boven het niveau van reisimpressies uit te tillen doordat ze telkens ook bespiegelende verzen bevatten.

In het poëticale slotgedicht ‘lieve lezeres’ spreken de woorden het verlangen uit vergeten te worden – ze zijn slechts dragers van beelden en boodschappen. Dat lot zijn ook de woorden uit Het bad heet en langzaam beschoren, maar de sterkste beelden blijven ongetwijfeld op het netvleis van de lezer(es) geprent. (Leeswolf, NBD Biblion, Carl de Strijcker)

 

  karel-in-blauwKL